‘En ik zag: Kijk, een wit paard; zijn ruiter had een boog en hem werd een kroon gegeven en hij trok als overwinnaar uit om te overwinnen.’ (Apocalyps 6 vers 2)
‘Mevrouw, wilt u uw mondkapje om doen?’ mompelde de man achter de toonbank van achter zijn gezichtsbedekkende lap stof, ‘of valt u onder de uitzonderingsregel?’
‘Helaas wel’, zei de blondine die zomaar in haar blote mond naar binnen kwam, ‘ik heb een ernstige zeer zeldzame aandoening.’
‘U ziet er niet direct slecht uit, mag ik vragen waaraan u lijdt?’ pufte de winkelier nieuwsgierig vanachter zijn in- en uitklappend stukje stof.
‘Heeft u een BIG-registratie dan?’ glimlachte de vrouw.
‘Nee, wij verkopen geen dierlijke producten, en zeker geen varkensproducten; wij gaan voor gezondheid, hè?!’
‘Nou, weet je wat, ik vertel het u wel, u mag het best weten: ik heb flink last van GV.’
‘Watte…?’
Het menselijk verstand beleeft momenteel niet zijn beste tijden. Er lijkt iets gruwelijk mis te zijn gegaan met de ontwikkeling van onze intelligentie. Dat is niet altijd zo geweest. Op school hebben we ‘geleerd’ dat de mensheid in prehistorische tijden primitief en zonder veel verstand was. Het omgekeerde is echter het geval. Wie alleen al tot zich door laat dringen hoe ongelooflijk knap en kunstzinnig veel bewaarde oude architectuur is, iets waar de moderne architectuur op geen enkele manier aan kan tippen, zal tot de conclusie komen dat we er in het algemeen genomen als mensheid intellectueel niet echt op vooruit zijn gegaan.
Intelligentie cadeau van de goden
Bewuste onwetendheid is wellicht de ernstigste ziekte van onze tijd. Terwijl alle nodige informatie voor iedereen voorhanden is, boeit het de massa voor geen meter. Echte kennis en wijsheid lijkt slechts aan weinigen besteed. Maar de mens is van origine juist bedoeld als wezen dat opvalt door zijn intelligentie. Het denken was aanvankelijk een aangelegenheid van de goden. Zij hebben de mens bewust betrokken bij hun gedachten. Zij schonken de mens hun eigen gedachten, hun eigen intelligentie. Dat is het geheim van het witte paard. De geest van de mens werd gevuld met goddelijke intelligentie.
Het witte paard vertegenwoordigt het eerste stadium van denken dat vorm krijgt in de mensheid. Met deze grote gave kan de mens alles doen wat de goden willen. In het begin van de mensheid is de mens vooral geest en nog niet zo fysiek gebouwd als hij nu is. In de geest is de mens bij zijn ontstaan nog volledig verbonden met de goden. In het paradijselijke licht van de goddelijke gedachten glanst en schittert de mens. Hij ontvangt als kroon een overwinningskrans, het licht van de gedachten die de goden aan de mensen schonken. Het was voor de mens zo goed als onmogelijk om anders te denken dan de goden.
Gedachten openen je ogen
De mens ontving zijn verstand in een wereld waarin hemel en aarde nog veel meer met elkaar verbonden waren en in elkaar overliepen, waar ook zaken als levitatie en teleportatie nog heel normaal waren. De mens dacht nog niet zelfstandig. De goddelijke machten dachten in onze menselijke hoofden. In de mens konden zij hun gedachten tot woorden laten worden en deze woorden tot een zichtbare wereld. De gespannen boog in de hand van de ruiter staat voor het wapen van de gedachtekracht die de mens bezit. Daarmee mist hij nooit zijn doel. Door de kracht van de gedachte rijpt en ontplooit zich ons menselijke vermogen om zelfbewust te leven en te streven. Ons welbewuste denken maakt ons wakker.
De wereld om ons heen en de wereld in onszelf zou voor altijd een wazige plek gebleven zijn voor ons mensen, als wij niet het hemelse cadeau van de intelligentie hadden gekregen. De menselijke gedachtenwereld is eerst dus nog identiek aan die van de goden. Zijn denken is veel meer nog een schouwen, een openen van de ogen naar de werkelijkheid waarin de mens leeft. Het denken is nog niet iets van hemzelf geworden. Maar hij wordt er wel door in staat gesteld om helder waar te nemen wat zich aan hem voordoet. En hij is erdoor in staat om met een duidelijk doel voor ogen door het leven te gaan.
Zelf leren nadenken
Ons verstand ondergaat een noodzakelijke en onontkoombare ontwikkeling om tot echte volwassenheid te komen. De verdere neerdaling van ons verstand in onze ziel en in ons lichaam wordt getoond in de beelden van het rode, het zwarte en het vale paard. Met rampzalige gevolgen. Maar met een prachtig vooruitzicht: in hoofdstuk 19 van de Apocalyps galoppeert het witte paard opnieuw voorbij. De ruiter daarop heeft goddelijke gedachten. Hij heeft zijn goddelijk IK gevonden, zijn zelfbewustzijn. Hij heeft zélf leren nadenken. Hij was zijn verstand verloren, maar heeft het in eigen kracht heroverd. Met oneindige en ongekende mogelijkheden.
(serie over de Apocalyps deel 26)
Tekst: Anthonie Roose
Bijbel: Openbaring 6:1-8; Openbaring 19:11-16
Kunst: Carine Meunier