Het vuur dat diep van binnen zacht stroomt, borrelt en verwarmd, uitdijt en in kracht toeneemt, wachtend tot het net als de lava van een vlammende, woest pulserende vulkaan, een weg naar buiten vindt, zodat het alles dat het leven niet meer dient kan verwoesten om een nieuwe vruchtbare laag over de aarde uit te spreiden.
Dat vuur.
Het magma in het binnenste van moeder Aarde. Het bevindt zich in het bekken van de vrouw.
Het is onze levensenergie.
Puur, rauw, intens, krachtig, ontvlambaar en tegelijkertijd omarmend, liefdevol, troostend en hoopvol. Ondertussen altijd in verbinding met en vertrouwend op de oeroude wijsheden van het leven.
En daarom moest zij geknecht worden. Gekaderd. Verketterd.
Omdat zij een gevaar vormt voor machtsstructuren. En toen zij niet verbrand kon worden, werd ze geseksualiseerd. Want haar vuur moet hoe dan ook worden gecontroleerd.
Met succes.
Want zolang de vrouw de projecties die op haar af zijn gevuurd gelooft, zal zij een schim blijven van wie zij werkelijk is.
Vele vrouwen zijn namelijk gaan geloven dat zij aseksueel zijn, niet aantrekkelijk genoeg, niet sensueel, niet sexy, niet geil. Ze moeten van alles, carrière maken, een goede moeder en huisvrouw zijn, sociale contacten onderhouden, familiebanden in ere houden, iets voor de samenleving doen, een killerbody hebben en ondertussen vooral een wellustige, super sexy vrouw zijn die altijd beschikbaar is voor de man.
Bij thuiskomst wordt niet de immens klemmende en symbolische beugel-bh afgeworpen om volledig vrij zichzelf te zijn, maar wordt een stoeipakje aangetrokken om de man te verleiden. En zo niet, dan zorgen schuldgevoelens voor een eenzame avond met weer het gevoel van niet voldoen aan de maatschappelijke normen.
Waar een heks op de brandstapel werd verbrand om haar innerlijk vuur te doven, zo wordt heden ten dage het vrouwelijk vuur gedoofd door oververhitting.
De vrouw raakt opgebrand. Haar vuur dooft zo langzaam uit. Met als gevolg dat zij niet meer op zichzelf en haar eigen kracht vertrouwt, en ze de projecties gaat geloven en ernaar gaat leven.
Je ziet dit ook terug in de vele bekkenproblemen die vrouwen hebben.
Zij krijgen op latere leeftijd bekkeninstabiliteit of verzakkingen door te strakke of juist te zwakke bekkenbodemspieren. Ze verkrampen letterlijk en figuurlijk of worden grenzeloos.
Ze weten niet meer wanneer ze zich moeten openen of sluiten. Dus staan ze non-stop open, of zijn ze volledig geblokkeerd.
Het leven gevende en leven verwoestende vuur keert zich daardoor naar binnen en vreet haar op. Tergend langzaam voelt ze hoe iedere vezel, iedere natuurlijke vibratie in haar wegebt, hoe zij angstvallig vasthoudt aan wat haar wordt verteld over wie zij is.
Maar van binnen weet zij dat dit niet klopt.
Echter haar innerlijk anker is weg, dus komt ze vast te zitten in de verkoolde steenresten van wat ooit haar innerlijke lava was.
Soms voelt ze de kracht ervan nog, als PMS zich aandient en zij woest om zich heen slaat of als haar menopauze haar van binnen verhit en het vuur met heftige zweetaanvallen zijn weg naar buiten vindt. Er wordt haar echter verteld dat dit erbij hoort. Dus gaat ze ook dat onderdrukken, negeren, dan wel accepteren.
Maar tevergeefs, want het is de roep van haar ziel die continu naar haar uitreikt: omarm je vuur!
Het zachtjes fluisteren is er niet meer bij. De roep wordt steeds harder. Met heftige aanvallen, waarbij de hitte soms letterlijk opstijgt met knallende hoofdpijnen, migraines en ontstekingen in het lichaam tot gevolg. Er is geen ontkomen meer aan.
Haar vuur laait op.
Het bekken van de vrouw is verbonden met Moeder Aarde.
Zij ademt haar energie in. Haar bekken proeft, ruikt, voelt en luistert. Ze kijkt ermee. Ze weet. Maar dat kan zij alleen als zij open en ontvankelijk is, en tegelijkertijd flexibel, krachtig en ontspannen.
Dan kan ze de signalen juist interpreteren en haar grenzen voelen en aangeven, en tegelijkertijd ook schaamteloos genieten van haar wilde, ongetemde natuur.
Haar borsten moeten vrij zijn, net als haar bekken en haar hart. Haar haren wild wapperend in de wind. Haar voeten op de grond. Haar blik naar binnen. Verbonden met alles dat er is. Want zo voelt zij. Zo weet zij.
Als een draak stevig geaard op de grond. Benen wijd. Bekken open. Staartbeen ontspannen. De ogen helder en vol wijsheid. Het hart wagenwijd open. Vertrouwende op haar innerlijk vuur. Klaar voor de strijd, klaar voor het leven.
Het is niet voor niets dat draken in de verhalen van machthebbers vooral als gevaarlijk werden bestempeld. Ze moesten worden gedood. Zo ook het vrouwelijk vuur.
Maar het is tijd. Het vuur laat zich niet langer knechten.
Vrouwen staan steeds meer op en spuwen hun vuur als echte draken. Voor hun kinderen. Voor het leven. Maar vooral ook voor zichzelf. Omdat hun vuur nooit gedoofd kan worden.
Het heeft slechts een vonkje nodig heeft om weer in alle hevigheid weer op te laaien. Zodat het vrouwen kan herinneren aan wie zij werkelijk zijn.
Hun bekken is als Moeder Aarde, door hen kun je het leven ervaren.
En zodra de vrouwen zich bevrijden, zullen de mannen ook dit vuur gaan omarmen. Omdat ook zij de projecties zijn gaan geloven en eerst letterlijk oog in oog met een draak moeten staan om te beseffen hoe zeer ook zij van dit krachtige, prachtige en vlammende vuur houden.
Liefs, Eveline