woensdag 22 juni 2022

Kun jij goed ontvangen? Het zegt veel over je relatie (en je kindertijd)! Geschreven door Hannah Cuppen

Kun jij goed ontvangen? Het zegt veel over je relatie (en je kindertijd)!

Een relatie wordt niet bepaald door het vermogen van partners om te geven, maar om te ontvangen. En dit wordt gevormd in je kindertijd. “Veel mensen die ogenschijnlijk makkelijk geven, hebben moeite met ontvangen. Het aannemende hart is gepantserd en alle energie lekt weg in het geven,” zegt Hannah Cuppen, auteur van Liefdesbang. Ze laat zien hoe jij je hart weer kunt openen!

Als we kunnen aannemen, kunnen ontvangen, kunnen we vervuld raken, kan het tekort in ons oplossen. We raken vol om van daaruit te kunnen geven.

Als kind krijgen wat je nodig hebt

Een kind reikt van nature uit. Het spreidt beide armen – als verlengstuk van het hart – wijd open richting de ander vanuit het volste vertrouwen dat het krijgt wat het nodig heeft. Het vertrouwt erop dat er iemand is die het kan vastpakken; een warme, liefdevolle, beschikbare ander die er is om van te ontvangen. Als kind heb je dat nodig. Je hebt de ander nodig om warmte en liefde te ontvangen en dat diep in te nemen, zodat het van jezelf wordt. Als je dit voluit ontvangt, creëer je als kind een wereldbeeld dat bevestigt: Ik mag ontvangen – Er is genoeg voor mij – Ik krijg wat ik nodig heb. Dit wereldbeeld nemen we mee in elke belangrijke relatie en later ook in partnerrelaties.

Ouders die niet (kunnen) geven

Helaas ervaart niet ieder kind dat, als het uitreikt, het krijgt wat het nodig heeft. Het kan zijn dat de ander, van wie het afhankelijk is voor zijn behoeften, afwezig is. Misschien letterlijk afwezig of fysiek wel aanwezig, maar emotioneel afwezig. Het kind reikt uit, maar er komt niets terug. De ander merkt het niet op, kan het niet bieden, negeert het of kijkt weg. Als dit vaker voorkomt, verliezen de spieren in de armen van het kind de kracht om nog uit te reiken. Het lijf wil niet meer. Het doet te veel zeer als er niets komt, terwijl het kind het wél nodig heeft. De pijn van de afwezigheid maakt dat het kind stopt met uitreiken. Vanbinnen neemt het de overtuiging mee: Wat ik nodig heb, is er toch niet – Ik doe het wel alleen – Er is niemand voor mij…

Onvervulde kind-behoeften

Het kan ook zijn dat er wel een reactie komt, maar een die niet beantwoordt aan de behoefte van het kind. Het kind reikt uit en de ouder reageert door te nemen voor zichzelf. Even is het kind blij: er komt iets terug! Maar heel snel volgt de verwarring. Het blijkt niet over de behoefte van het kind te gaan, maar over de behoefte van de ouder zélf.

Als ouders onvervuld zijn gebleven in hun kind-behoeften, dragen ze dat innerlijk met zich mee en kunnen ze, onbewust en ongewild, hun eigen kind gebruiken voor de vervulling van hun eigen behoeften. Misschien zijn de ouders zelf als kind te weinig aangeraakt, niet gezien, hebben ze aandacht en troost moeten ontberen. En in de open armen van het uitreikende kind komen de eigen onvervulde behoeften boven.

Ze kunnen dan niet vanuit hun volwassenheid beschikbaar zijn. Het behoeftige kind in henzelf, dat ooit tekort is gekomen, neemt het over. Het kind dat uitreikt en nodig heeft, voelt dan: het gaat niet over mij, maar over jou. In plaats van dat het kan ontvangen om zich vervuld te weten, koppelt het zich van binnen los en neemt de overtuiging mee: Het gaat toch niet over mij – Ik moet voor anderen zorgen – Mij krijg je niet meer.

Een emotionele tik

Een andere mogelijkheid is dat er wel iets komt, maar op een agressieve manier die, net als bij de behoeftige ouder, grensoverschrijdend is. In plaats van een afgestemde reactie op de behoeften van het kind, komt er een emotionele tik in de vorm van een pijnlijke opmerking of gebaar: ‘Nu even niet, ik heb geen tijd voor jou, je bent lastig, zie je niet dat ik te druk ben…’ Het kind wordt afgestraft en krijgt een kille, afstandelijke sneer als reactie op een uitreiking. Deze emotionele tik, die pijnlijk genoeg soms ook gepaard gaat met een fysieke tik, zorgt ervoor dat een kind de ander (en daarmee de wereld) gaat wantrouwen. Het zal de overtuiging ontwikkelen: De wereld is niet veilig – Niemand is te vertrouwen – Ik moet op mijn hoede zijn.

De geefnemer: geven om te ontvangen

Dit zijn enkele voorbeelden waardoor een kind stopt met uitreiken, het stopt met vragen. Het meldt zich niet meer als het iets nodig heeft. Het lijf durft het er niet meer op te wagen. Het lichaam slaat deze angst op en bevriest of blokkeert de stroom van uitreiken. Zo sluit het lijf het risico uit om opnieuw teleurgesteld te raken.

Het hoofd gaat andere strategieën inzetten, vaak onbewust, om toch te krijgen wat we nodig hebben. Een van de strategieën die veel volwassenen herkennen, is de strategie van het geven. Maar er zit bij deze vorm van geven een addertje onder het gras, want dit geven is uiteindelijk bedoeld om zelf iets terug te krijgen. Het geven is niet vrij, zonder verwachting, onvoorwaardelijk, maar bedoeld om een eigen tekort op te vullen. Op deze manier ben je een ‘geefnemer’: je geeft om iets te krijgen. Deze vorm van geven put mensen uit, omdat het een leegte moet opvullen die op deze manier niet op te vullen valt. De innerlijke disbalans wordt alleen maar groter.

Het aannemende hart

Veel mensen die ogenschijnlijk makkelijk geven, hebben moeite met ontvangen. Het aannemende hart is gepantserd en alle energie lekt weg in het geven. Als we kunnen aannemen, kunnen ontvangen, kunnen we vervuld raken, kan het tekort in ons oplossen. We raken vol om van daaruit te kunnen geven. Geven wordt dan een vrije keuze, die de ander vrij kan laten. Het geschenk van geven voelt als ontvangen. Daar hoeft niets voor terug te komen.

Om deze helende beweging te kunnen maken, moeten we langs de pijn die het ooit gedaan heeft. De pijn van de afwezigheid, het wantrouwen en de angst. Het lijf kan dan uit de bevriezing komen waardoor de armen de beweging van het uitreiken weer kunnen maken; de bevroren tranen mogen smelten om het hart weer te openen en de liefde een nieuwe kans te geven. Een kans om opnieuw te ontvangen, zonder dat je daarvoor iets hoeft te doen.

De pijn helen

Wat kan het spannend zijn en kwetsbaar voelen om opnieuw het risico van uitreiken aan te gaan en de angst te ontmoeten dat het weer als vanouds is. Als we dit risico niet meer aangaan, blijven we krijgen wat we altijd kregen, omdat de onderliggende overtuiging die we als kind meekregen in de onderstroom de dynamiek bepaalt. Als we die pijn helen en onszelf een nieuwe kans geven, kunnen we een nieuwe ervaring opdoen. Een ervaring die onze oude overtuiging kan vervangen door een nieuwe: Het bestaat nog – Ik mag ontvangen om wie ik ben – Ik ben liefde waard.

Als partners niet kunnen ontvangen en vrij kunnen geven, gaat de dynamiek van schuld spelen. De partner die te lang toestaat wat de geefnemer ‘geeft’, kan op de lange termijn moeilijk in de relatie blijven, omdat deze te veel in de schuld komt te staan. Partners die vanuit hun aannemende hart kunnen ontvangen, zijn vrij in het geven omdat ze geven vanuit een innerlijke vervulling. Dat houdt ze gelijkwaardig en vooral heel aantrekkelijk.